Deze prent laat zien hoe Willem IV zich als het ware legitimeert door een beroep te doen op zijn afstamming. Voorgesteld is een stamboom met twee takken met in het midden een medaillon. De linker tak, die van de Oranje-Nassau's, loopt dood. De rechter tak stelt het Friese geslacht van Willem IV voor: Nassau-Dietz. Deze tak buigt zich naar het midden en groeit dan recht omhoog, in het verlengde van de stam. Dit wekt de indruk alsof met de benoeming van Willem IV de ware traditie van de Nassau's werd voortgezet waarvan de Oranje-Nassau's waren afgeweken. Het medaillon in het midden toont een Oranjeboom met de initialen van Willem IV. Hier omheen vormen de wapens van de Zeven Provinciën een hek: een tuin. In de tekst wordt het voortbestaan van Neerlands Tuin (grens, grondgebied) verbonden met het lot van de Nassau's. Het gedicht van P. Straat eindigt dan ook vol vertrouwen met: Twee Takken wijzen duidlijk aan, Dat Neerlandt veiligst mag betrouwen, Op d' Eedle Telgen der Nassouwen.

Boven : "Gesigt van de Kraans-boom, siende naar de Schreyers-hoek, Oude-Kerk en Kraan". Onder : "Gesigt uyt de Braaw-Waal, siende naar het Wagt-huys van de Oude Waal, Monkelbaans-tooren en West-Indisch huys." De beide prenten werden oorspronkelijk naast elkaar afgedrukt met een afbeelding van het wapen van de stad Amsterdam er tussen . Ze zijn later onder elkaar geplaatst.